Historie

De geschiedenis van de Schola Cantorum Oosterhout

 

Inhoud

 

2.1   Van opmaat naar oprichting van de schola

2.2   De overgang van de schola naar de Mariakerk

2.3   Het Wester jeugdkoor, het Dameskoor en het Mariakoor

2.4   De dirigenten en organisten van de schola en de repetitielokalen

2.5   Het repertoire van de schola

 

 

2.1  Van opmaat naar oprichting van de schola

 

2.1.1    De Schola Minor

 

In de muziek is een opmaat de eerste omhoog gaande armbeweging van een dirigent voordat bij het neerkomen van zijn arm het ensemble zich laat horen. Het is de eerste aanzet, het allereerste begin. De Schola Minor was de aanzet en het eerste, prille begin van wat jaren later omvang kreeg en uitgroeide via Schola Major naar de Schola Cantorum. Het is de moeite waard om allereerst aandacht te schenken aan het ontstaan van deze Schola Minor, want bij nader inzien blijken er bepaalde overeenkomsten te zijn met de huidige schola.

 

Om deze geschiedenis dan te vernemen uit de mond van een vijfennegentigjarige kunstschilder van Oosterhoutse bodem is wel bijzonder. Deze oud-Oosterhouter is Pieter de Bodt, al dertig jaar wonend in het pittoreske stadje Heusden. Hij kwam als jongetje van tien jaar bij de Schola Minor en vertelt ons enthousiast over zijn ervaringen. Hij doet dat met zoveel verve en vuur dat je al snel bewondering krijgt voor deze kunstzinnige man. Zijn geheugen is nog zo fris als van de toen tienjarige en hij lepelt moeiteloos namen op van hen die tegelijkertijd met hem in dat koortje zaten: Piet de Jong,Koos Geerts, Leo van Meer, Jan en Frans Nieuwenhuijsen, Gerard Vermijs, Toon Snijders, Harry enWim de Hoog, Jan Muurmans en Jan Grootenboers. Een aardige, achtenswaardige man die haast zonder onderbreking zit te vertellen in zijn gezellig ingerichte huis met overal om hem heen zijn eigen fraaie schilderijen.

 

Terug naar de tijd van weleer. We schrijven 1926.

 

*  Schola Minor, tezamen met de Utrechtse Schola gefotografeerd op 24 juni 1928 voor  de St. Jan op de Markt. Tweede van links op de eerste rij is Pieter de Bodt.

*  Steven Oomen,Huub BroedersenSjef Mertenswaren op 26 januari 2012 op bezoek bij   Pieter de Bodt in Heusden. De hoogbejaarde schilder vertelde, omringd door schilderijen, uitgebreid over zijn rijke leven.

*  Schilderij van Pieter de Bodt met zicht op de St. Jan. De donkere stijl van het schilderij is kenmerkend voor Pieter de Bodt. Maar hij schilderde ook bloemen in vrolijke kleuren.

 

In haast alle parochiekerken was er naast het mannenkoor ook een jongenskoor. Zo ook in de kerk van Sint Jan de Doper aan de Markt in Oosterhout. Uit wat Pieter de Bodt vertelt maken we op dat de paters Benedictijnen van de Sint Paulusabdij ook graag de beschikking zouden hebben over een jongenskoor, dat tijdens kerkelijke hoogfeesten medewerking zou verlenen aan de vieringen, maar hoe dit aangepakt? Een priester van de Sint Jan, kapelaan Oonix, bracht hierin uitkomst. In overleg met de benedictijnen en de Sint Jansparochie werd door de abt aan pater Van Gennip opdracht gegeven het te organiseren en de leiding hiervan op zich te nemen. Deze pater Van Gennip was gepokt en gemazeld in het gregoriaans, dus de aangewezen persoon. Hij selecteerde uit het veertig leden tellend knapenkoor van de Sint Jan twaalf jongens. Dit twaalftal repeteerde iedere woensdagmiddag in de Sint Paulusabdij onder zijn leiding. Na verloop van tijd kwam hier ook nog de zaterdagmiddag bij. Dit selecte koortje werd de Schola Minor genoemd. Het zong op hoogtijdagen bij de vieringen in de abdij samen met de monniken.

 

Voor zover bekend heeft de Schola Minor maar twee keer buiten de abdij gezongen. De eerste keer was in de ‘Paterskerk’, de voormalige Heilig Hartkerk aan de Gasthuisstraat. Dat was meteen een voltreffer, want de KRO verzorgde vanuit die kerk een rechtstreekse uitzending via wat toen nog de radiodistributie was. De tweede keer was in de Sint Jan aan de Markt op 24 juni 1928, ter gelegenheid van het feest van de patroonheilige van deze kerk. Ook dat was bijzonder, want aan deze viering deed buiten de Schola Minor nog een schola uit Utrecht mee onder leiding van een pater, Dr. Huijgens. Ter gelegenheid van deze feestelijke mis werd na afloop op de Markt een foto gemaakt waar beide koren op staan. Pater Van Gennip prijkt te midden van zijn jongens, van wie Pieter de Bodt de tweede van links is, terwijl de pastoor van de Sint Jan, Peeters, aan de rechterkant staat. De twee heren links zijn de organist van de St. Jan, Jac. van Bommel, met links naast hem de organist van de Utrechtse Schola.

 

Pieter de Bodt vertelde met verdriet in zijn stem dat op een zondagmorgen na de gezongen mis in de Sint Paulusabdij dirigent en leidsman pater Van Gennip zijn jongens bij elkaar riep met de woorden: ‘Jongens, tot mijn spijt moet ik jullie mededelen dat dit de allerlaatste keer is geweest, dat wij als koor hebben gezongen. Hiermee houdt het bestaan van de Schola Minor op.’ Voor de jongens kwam dit bericht als een donderslag bij heldere hemel. Pieter vertelde ons dat hij het verschrikkelijk jammer had gevonden om niet meer deze mooie gregoriaanse gezangen te mogen zingen en ook dat ze vanaf nu niet meer in de kloostertuin mochten rondlopen en spelen. Hij besloot zijn verhaal met de opmerking dat dit koortje, al heeft het alles bij elkaar hoogstens drie en een half jaar bestaan, wel het een heel belangrijke periode in zijn leven is geweest.

 

2.1.2    De Schola Major

 

Een hele tijd was het stil, totdat in 1941 een zekere broeder Felix, lid van de Congregatie van de broeders van Huijbergen, het noodzakelijk vond een zelfstandig zangkoor op te richten vanuit de parochie St. Jan met als doel de gregoriaanse gezangen nieuw leven in te blazen. Tot dan was het herenkoor meer ingenomen geweest met meerstemmige muziek dan met het gregoriaans, maar desondanks werd broeder Felix’ initiatief tot het oprichten van een specifiek gregoriaans koor met instemming begroet. Hij kon putten uit het grote ledenbestand van het jongenskoor van de St. Jan, dat tot 1939 onder leiding stond van broeder Pius. Toen deze overgeplaatst werd naar Hulst zat het knapenkoor een tijdje zonder dirigent. Broeder Felix ontfermde zich er over en stichtte een zelfstandig opererend koor met als doel uitsluitend gregoriaanse gezangen te brengen. De jongens, of liever gezegd de jongemannen rekruteerde hij uit dat knapenkoor. Zij waren gewend gregoriaans te zingen, maar wanneer zij ‘de baard in de keel’ kregen konden zij niet langer lid blijven van het knapenkoor. Zo ontstond op 14 juni 1941 de Schola Major.

 

Helaas vertrok broeder Felix ruim een jaar later en moest er naarstig worden gezocht naar een dirigent die Felix’ liefde voor het gregoriaans deelde en het koor verder wilde bekwamen en meevoeren op het veeleisende pad van de gregoriaanse gezangen. Na wat gezoek en informeren werd zo iemand gevonden: Adam van den Bosch. De datum 14 juni 1941 is in feite de oprichtingsdatum geworden van de huidige Schola Cantorum. Geruisloos en zonder ophef is de Schola Major overgegaan in de Schola Cantorum. De notulen van 19 augustus 1943 vermelden dat er een voorlopig bestuur is gekozen, bestaande uit: G. Laurijssens, voorzitter, K. Vermijs, secretaris, en J. Oomen, penningmeester. Ook werd op die datum een reglement van het zangkoor ‘Schola Major’ door de leden aangenomen en bekrachtigd. Het zelfstandige koor, niet verbonden aan een kerk of parochie, verzorgde af en toe een liturgische viering. Vaste prik was in ieder geval de bijdrage van het koor aan de Eerste Vrijdag van de Maand. Een keer in de maand verzorgde de Schola Minor ook een kerkelijke viering en wel in de huiskapel van de Catechisten in de Klappeijstraat.

 

 

2.2  De overgang van de schola naar de Mariakerk

 

2.2.1    Schola wordt kerkkoor van de nieuwe parochie

 

Naast de drie bestaande parochies in Oosterhout-stad, Sint Jan de Doper, Antonius van Padua en het Heilig Hart van Jezus ontstonden er plannen om een vierde parochie te stichten en daartoe ook een nieuwe kerk te bouwen. Voortvarend werd hieraan gewerkt. In opdracht van het bisdom Breda ging bouwpastoor Joannes Hubertus van Besouw aan de slag met de bouw van de kerk aan de Wilhelminalaan. Een zware taak. Hij had er grootse plannen mee, maar moest die uiteindelijk laten varen, omdat de mogelijkheden hiertoe beperkt werden door het bisdom. Dus beijverde hij zich om dan tenminste de aankleding van de kerk en de aanschaf van de ceremoniële gewaden voor de erediensten te behouden en dat is hem gelukt. Als zijn assistent werd J. Bouwmans tot kapelaan benoemd.

 

De schola intussen kon slechts bij tijd en wijle hier en daar het gregoriaans in de praktijk brengen; men wilde toch op een gegeven moment wat meer ‘vastigheid’. De bouw van de nieuwe kerk was een perfecte gelegenheid om de activiteiten van de schola meer structuur te bezorgen. En aangezien er nog geen sprake was van een nieuw parochiekoor bood de schola na wikken en wegen aan pastoor Van Besouw aan om als kerkkoor de diensten op te luisteren. Bouwpastoor Van Besouw ging daar maar al te graag op in - een probleem was hiermee immers opgelost - en na enkele oriënterende gesprekken werd de schola officieel benoemd tot parochiekoor.

 

Het werd een hoopvolle, maar ook een drukke tijd voor bestuur en leden van de ‘nieuwe’ schola, nu kerkkoor. Op een eerste algemene ledenvergadering werd een nieuw bestuur gekozen. Er kwam een contactpersoon bij de dekenale korenbond, koorlid Jan Aarden. Het eerste bestuur bestond uit pastoor Van Besouw, president, Antoon Van den Bosch, vice-voorzitter, Karel Vermijs, secretaris en Fred Don, penningmeester.

       

*  Het logo van de Schola Cantorum. Het stond op het briefhoofd en op enveloppen. Het logo is vermoedelijk ontworpen naar het grote houten Mariabeeld dat achter in de Mariakerk stond, alleen zit het kindje Jezus daar net andersom. Pastoor Jan van den Bosch heeft het Mariabeeld de kerk uitgezet. De kroon van Maria fungeerde tot voor kort als boekensteun in de werkkamer van pastor Adri Lint.

 

Op 11 oktober 1953 vond de kerkwijding plaats door Mgr. J. Baeten, bisschop van Breda. Aansluitend werd de eerste plechtige H. Mis opgedragen. Hiermee nam het parochieleven een aanvang. De kerk werd toegewijd aan O.L. Vrouw van de Rozenkrans. Stichter pastoor Van Besouw heeft helaas maar vier jaar zijn beste krachten kunnen geven aan zijn kerk en parochie, want hij stierf op 6 augustus 1957, slechts 58 jaar oud. Hij werd opgevolgd door pastoor Froger, een tomeloos energieke man, die al snel belangrijke impulsen gaf aan kerk, parochie en wijkgebeuren. Onder zijn gedreven en stimulerende leiding werd buurthuis De Pannehoef gebouwd, compleet met grote zaal en toneel, een geweldige uitkomst voor het steeds meer uitdijende buurtwerk, maar ook een uitkomst voor de Oosterhoutse gemeenschap. Pastoor Froger, die nog tal van andere activiteiten ontplooide, kreeg het hoe langer hoe drukker en er werden twee kapelaans benoemd, Bertus de Bruijn en Willem Vervaet. Gedrieën zorgden ze er voor dat de Mariaparochie een bloeiende gemeenschap werd.

 1.     2.     3.

1.  Dirigent Adam van den Bosch op Ward cursus in Roermond begin jaren vijftig.

2.  Bidprentje van pastoor Van Besouw. Van Besouw was bouwpastoor van de Mariakerk. Hij overleed in 1957 op de leeftijd van 58 jaar.

3.  Pastoor Van Besouw werd opgevolgd door pastoor Froger. Die was pastoor van de Mariakerk van 1957 tot 1980.

 

2.2.2    De ontwikkeling van de schola onder de latere pastoors en pastores

 

Pastoor Pim Froger had visie en ging zoals gezegd zeer voortvarend en daadkrachtig te werk. Na negentien jaar hard en vruchtbaar werk nam hij op 1 oktober 1976 afscheid van een hechte parochiegemeenschap en van Oosterhout. In zijn dankwoord ging zijn grote waardering onder andere uit naar het kerkkoor, de Schola Cantorum, en ook naar het dameskoor, dat met grote inzet de doordeweekse diensten verzorgde. De hoogmis als afscheidsviering werd een belangrijke muzikale gebeurtenis met de uitvoering van de kleine orgelmis van Joseph Haydn, het Ave Verum van W.A. Mozart en het Cantate Domino van Alexander Gretchaninov.

 

Zijn opvolger werd pastoor Jan van den Bosch, een vrome, geleerde, maar ook erg fragiele persoon. De liturgie was hem zeer dierbaar en hij componeerde muziek bij zelfgemaakte teksten, met name het lijdensverhaal van Johannes dat tijdens de Goede Weekviering in de kerk uitgevoerd werd. Tot enkele jaren geleden werd dit lijdensverhaal nog door de schola in een viering voor de Katholieke Bond voor Ouderen onder grote belangstelling in de Mariakerk uitgevoerd. Pastoor Van den Bosch moest om gezondheidsredenen de Mariakerk en -parochie vaarwel zeggen. Hij werd opgevolgd door Paul de Maat, een vlotte, vriendelijke en zachte persoonlijkheid, die assistentie kreeg van pastor Huub Broeders.

 

Intussen werd het bestand van in de liturgie actieve priesters steeds kleiner. Dat hield in dat een priester soms twee of zelfs meer kerken moest bedienen. Zo ook dit pastorale team, dat dus noodgedwongen vieringen moest verzorgen in andere kerken in Oosterhout, inclusief de kerkdorpen. In de periode rond de millenniumwisseling werd het ledenverloop in de katholieke kerk, dus ook in de Mariakerk, duidelijk zichtbaar. Dat, gevoegd bij de vergrijzing in de geestelijke stand, en de minimale aanwas daarvan, maakte noodgrepen onvermijdelijk. Lekenpastores en daarvoor opgeleide vrijwilligers kwamen vieringen verzorgen. Uiteindelijk bleef er voor het bisdom niets anders over dan te besluiten tot samenvoeging van kerkgemeenschappen en nog drastischer: kerken te sluiten.

 

De lezer(es) zal zich misschien afvragen wat dit allemaal met de schola cantorum te maken heeft. Veel! Enkele jaren na de millenniumwisseling kwamen in Oosterhout de zogenaamde ‘kerkprofielen’. Dat had tot gevolg dat er een samenwerkingsverband tot stand kwam tussen verschillende parochies, in ons geval, de Mariakerk, met de Sint Corneliuskerk in Den Hout en De Ark in Dommelbergen met het toegankelijke en uitnodigende profiel ‘Pleisterplaats’. Onder de noemer ‘Geloof en Cultuur’ kwam er ineens meer leven in de brouwerij.

 

De Mariakerk is een van de zeven kerkplekken in Oosterhout onder de St. Catharinaparochie. Het is de thuisbasis van Thomas (die ongelovige!) en vanaf de grote verbouwing in 2004 biedt Geloof en Cultuur een divers programma aan. Religies en oude tradities vonden wegen om te gaan en te antwoorden op vragen als: wat is waar en wat is waardevol voor ons? Het gevolg is een groot aanbod aan lezingen, cursussen, concerten, meditatieve momenten, exposities etc. Pastor Franck Ploum werd de initiator en aanjager. Hij bleek een groot inspirator voor deze gloednieuwe aanpak. Hij was een gerespecteerd mens, had een heldere kijk op de situatie en voelde zich als een vis in het water: in dit profiel kon hij zijn eigen inzichten waar maken en zich er in uitleven.

 

Maar welke gevolgen had dit voor de schola?

*  De Mariakerk, van 1953 tot 2008 het thuis van de Schola Cantorum Oosterhout.

 

2.2.3    De schola verlaat de Mariakerk

 

Al vele jaren had de Mariakerk twee koren in huis: het dameskoor en het herenkoor, kortweg ‘de schola’. Mede op aanwijzing van het Tweede Vaticaans Concilie werden er steeds meer Nederlandstalige vieringen verzorgd, waardoor het gregoriaans geleidelijk op de achtergrond geraakte. Met de samenvoeging van de drie kerkgemeenschappen werd het er ook niet beter op, want er kwamen enkele koren bij, met als gevolg dat de schola niet elke zondag meer hoefde te zingen. Zo werd er in het begin tweemaal in de maand een eucharistieviering gehouden, waarvan een klein gedeelte ingenomen werd door het gregoriaans. Een gastpriester ging in deze vieringen voor. De kerkgangers konden zo onder anderen de priesters Walraven, Van Uden, De Valk, Van Riel en Maas meemaken, want een vaste priester, laat staan pastoor, was er niet meer. Ook vonden er naast de traditionele vieringen experimentele diensten plaats, maar daar hoefde de schola zich niet voor in te spannen, omdat er geen gregoriaans in werd gezongen.

 

De leden van de schola cantorum voelden zich er steeds ongemakkelijker bij, want hun doelstelling was immers om het gregoriaans levend te houden en uit te dragen. Gevoelens kunnen een belangrijke rol spelen. Wij voelden ons op een gegeven ogenblik als katten in een wel erg vreemd pakhuis. Helaas werd bekend dat pastor Franck Ploum, die hart had voor het gregoriaans, ging vertrekken. Als zijn opvolger en verantwoordelijke pastor voor de ‘Pleisterplaats’ werd Adri Lint benoemd, een man die probeerde zo goed en zo kwaad als het kon de boel draaiende te houden. Maar de katholieke Kerk was in een neerwaartse spiraal geraakt en ook de Mariakerk ontkwam daar niet aan.

 

Terug naar het wel en wee van de schola, die intussen een nieuw bestuur had gekozen, bestaande uit voorzitter Jan Tzn van den Bosch, secretarisSteven Oomenen penningmeester Sjaan van Hoof. Het koor stond al sinds 2004 onder leiding van Rudi Oomen. Zo zag het er uit in mei 2008, toen de schola, 55 jaar lang (!) het kerkkoor van de Mariakerk, door de omstandigheden gedwongen besloot om zelfstandig verder te gaan.

 

2.2.4    De schola op eigen benen

 

In een gezamenlijke vergadering van kerk- en scholabestuur en de dirigent werd door pastor Lint gesteld dat het gregoriaans niet paste binnen het profiel van de Thomas-parochie en binnen nu en anderhalf jaar zou moeten verdwijnen uit de Mariakerk. Deze aankondiging was aanleiding voor de koorleden om in onderling overleg te besluiten met onmiddellijke ingang als kerkkoor te stoppen, want hiermee ontviel ons de basis om als gregoriaans koor verder te gaan. Het koor besloot nu zelf het heft in handen te nemen en deze situatie te beschouwen als een mogelijkheid en uitdaging nieuwe wegen in te slaan om het gregoriaans als cultuurgoed te behouden. Mededeling hiervan werd aan de parochiegemeenschap gedaan tijdens een Eucharistieviering. Die mededeling kwam bij de kerkgangers aan als een mokerslag.

 

Met ingang van het jaar 2009 zou het koor door het leven gaan als ‘Schola Cantorum Oosterhout’ en niet meer gebonden zijn aan een kerk, maar een zelfstandige plaats innemen. In zekere zin waren we weer zeventig jaar terug en wel naar 1941, toen de schola als zelfstandig opererend koor werd opgericht! Het gevolg was dat wij ons financieel en anderszins zelf moesten gaan bedruipen, maar ook dat wij nu zelf konden bepalen hoe het gregoriaans verder te ontwikkelen, uit te dragen, te promoten en het als cultureel erfgoed te koesteren en te bewaken. Contacten werden gelegd met de drie zorgcentra in Oosterhout: Buurstede, Oosterheem en De Doelen, om daar te gaan participeren in vieringen. Daar kwamen nog bij De Volckaert in Dongen, de Riethorst in Geertruidenberg en de Sint Antoniuskerk (de kathedrale kerk) in Breda. Er werd ook een beroep op ons gedaan om de Goede Vrijdagviering in het verzorgingshuis te Made te verzorgen. Dus … er was volop werk aan de winkel, met als resultaat veel tevreden kerkgangers die het gregoriaans gingen beschouwen als een rijke aanvulling.

*  De Schola Cantorum in 1965 op haar vaste plaats bij het orgel in de Mariakerk. Voorste rij van links naar rechts: dirigent Huub Bartz, Wim Verkooijen,Jan Razenberg, Piet Kouters, Jan Roovers, Karel Vermijs, Jan van Eijk,Kees Zijlmans, Nico Braat en Bernard Koning ter Heege. Achterste rij van links naar rechts:Steven Oomen, Cees Snelders, Jan Teuben, pastoor Willem Froger, Rudi Oomen en Gerard van Gool.

 

*  De Schola Cantorum in 1965, poserend voor de eigen Mariakerk. Van links naar rechts:Steven Oomen, Bernard Koning ter Heege, Rudi Oomen, Cees Snelders, Karel Vermijs, Piet Kouters, Jan Roovers, Huub Bartz,Kees Zijlmans, Jan van Eijck, Jan Teuben, Nico Braat, Gerard van Gool,Jan Razenbergen Wim Verkooijen.

*  Repetitie van de schola in de Mariakerk onder leiding van broeder Vigilius. De foto is waarschijnlijk gemaakt in augustus 2004 en de repetitie diende mogelijk als voorbereiding op het feest van Maria ten Hemelopneming.

*  De Schola Cantorum in 2009. De schola had toen de Mariakerk al verlaten. Van links naar rechtsHuub Broeders, Janus Mertens,Sjaan van Hoof,Wim Mertens, Piet Willems, Rudi Oomen,Cees Reyntjes,Bas Oomen,Ton van Dusseldorp,Steven Oomen,Sjef Mertens,Henk Uleman, Jan Tzn van den Bosch, Bernard Koning ter Heege en Herman Tacke.

 

 *  De Schola Cantorum in 2012 na de welhaast mytische uitvoering op 6 januari 2012 van In Nativitate Domini in de Sint Paulusabdij. Voorste rij van links naar rechts: Jan Azn van den Bosch, Frans van Tetering,Cees Reyntjes, Sjaan van Hoof. In de middelste rij van links naar rechts:Ton van Dusseldorp,Steven Oomen,Sjef Mertens, Jan Tzn van den Bosch en Walther Halters. Op de achterste rij van links naar rechts: Bert Huijsmans,Bas Oomen,Wim Mertens, Rudi Oomen en Huub Broeders.

 

 

2.3  Het Wester Jeugdkoor, het Dameskoor en het Gemengd Mariakoor.

 

2.3.1    Het Wester Jeugdkoor

 

Het is niet meer precies te achterhalen wanneer er in de Rozenkransparochie een jeugdkoor begon, maar hoogstwaarschijnlijk was de start daarvan in het najaar van 1961. Pastoor Froger had graag een kinderkoor in de kerk, hij nam het initiatief en begon er mee om de twee lagere scholen in Oosterhout-West te benaderen, de Bernadetteschool, een school voor meisjes, en de Sint Nicolaasschool, een jongensschool. Van deze laatste school kreeg hij de steun waarom hij gevraagd had. Ad Oomen, lid van de schola, werd door Adam van den Bosch gevraagd hier dirigent van te worden. In het begin werkten Adam en Ad samen, maar al snel leidde Ad zelfstandig dit koor. De Sint Nicolaasschool gaf alle medewerking en daar werd ook in een klaslokaal en uiteraard na schooltijd gerepeteerd. Aangezien de Rozenkranskerk in de wijk Oosterhout-West te vinden was, lag het voor de hand dat de dirigent een naam bedacht die daarop betrekking had. Het werd het Wester jeugdkoor.

 

Het jeugdkoor zong onder andere in oktober het Lof en gezamenlijk met de schola werden op liturgische hoogfeesten de vieringen muzikaal ondersteund. Op het vrij uitgebreide repertoire stond o.a. het veeleisende Transeamus van Hubert Cuypers. Om goed voor de dag te komen moest er heel wat gerepeteerd worden. Voor dat doel schreefAd Oomenthuis op grote flap-overs de muziek en tekst, zodat het voor ieder koorlid goed te lezen en te volgen was. Ook stelde hij, in navolging van wat broeder Vigilius destijds met zijn jongenskoor deed, een rangenstelsel in en dat werkte goed. Enkele enthousiaste en creatieve moeders naaiden van witte stof heuse pijen voor de jongens. Die hingen in het smalle verbindingsgangetje tussen pastorie en kerk. De schola hoopte stiekem dat enkele jongens te zijner tijd over zouden stappen naar de schola maar dat bleek, achteraf gezien, ijdele hoop.

 

Pastoor Froger was zeer ingenomen met het jeugdkoor, dat aanvankelijk uitsluitend uit jongens bestond en dat zelfs op een bepaald moment maar liefst 42 leden telde! De pastoor vond het dan ook erg spijtig dat Ad na drie jaar reeds het jeugdkoor moest opgeven  in verband met een nieuwe werkkring buiten Oosterhout.

 

2.3.2    Het Dameskoor.

 

Aangezien het voor de schola op den duur haast ondoenlijk was om alle vieringen in de kerk te verzorgen en omdat de vernieuwingen in de kerk ruimte boden de positie van de vrouw binnen de Kerk te versterken, nam secretaris Karel Vermijs het initiatief om mevrouw Nel van der Meij te benaderen voor het opzetten van een vrouwenkoor(tje). Via mond-tot-mondreclame, lobbyen, veel overleg en bezoeken over en weer kwamen er in korte tijd genoeg liefhebsters die het aandurfden om samen deze opdracht en klus te klaren. Op uitnodiging van het bestuur van de schola vond op 12 oktober 1962 om 15.00 uur in de sacristie van de Mariakerk een kennismakingsgesprek en meteen een eerste repetitie onder leiding van Adam van den Bosch plaats. Het dameskoor was geboren!

 

Onder leiding van Adam van den Bosch werden door het dameskoor diverse missen ingestudeerd, zodat repertoire ontstond voor bijna elke kerkelijke viering. De dames waren eigenlijk gewoon de lang verwachte ‘reddende engelen’, want voor de schola was de bezetting bij doordeweekse requiemmissen en trouwmissen een groot probleem. Soms waren er maar een paar mannen beschikbaar omdat de meeste scholaleden overdag werkten. Maar ook voor de dirigent Adam van den Bosch werd dit op den duur bezwaarlijk, dus werd er wel eens van dirigent gewisseld. Zo stond ookAd Oomeneen poos voor het dameskoor, totdat hij uit Oosterhout vertrok. Hij werd opgevolgd door broeder Vigilius. En met deze dirigent brak een tijd aan die gekenmerkt werd door regelmaat en vastigheid.

              

*  Het is 1987. Het Gemengd Mariakoor bestaat 25 jaar. Na de feestelijke misviering onder leiding van dirigent Huub Leijten worden de dames in de bloemetjes gezet.

 

Het dameskoor is voor de parochie heel belangrijk geweest. Daarnaast bleek het een heel homogene en gezellige groep. Zo organiseerde het zelf uitstapjes om eens uit te blazen van de doordeweekse kerkelijke vieringen. Het is hier niet de plaats om het dameskoor op hun uitstapjes te volgen, maar het kan wel gezegd worden dat de dames zeer creatief waren in het bedenken en uitvoeren daarvan. Ook het jaarlijks Sint Ceciliafeest werd een festijn met voordrachtjes, zelfgemaakte teksten op bestaande liedjes en vooral veel plezier.

 

Het dameskoor is tot het laatst toe zeer actief geweest in de Mariaparochie, ondanks het gegeven dat er hoe langer hoe meer Nederlandstalige muziek kwam, die niet altijd met vreugde begroet werd en die soms ook niet goed in het gehoor lag, maar toch op het repertoire kwam te staan. Tot het jaar 2008 toe heeft het dameskoor steeds de vieringen verzorgd. Mede door het gebrek aan aanwas, de klimmende leeftijd en het beperkt aantal van tien leden werd ten slotte met pijn in het hart besloten om als koor te stoppen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze suggestie kwam uit het bestuur van de Schola. Hulde aan het dameskoor dat maar liefst 46 jaar een grote bijdrage heeft geleverd aan de vieringen in de Mariakerk.

 

 

2.4 De dirigenten en organisten van de schola en de repetitielokalen

 

2.4.1    De dirigenten van de schola

 

Met een dirigent staat of valt een muziekvereniging. Hij of zij leidt het ensemble, koor of orkest, inspireert de muzikanten, zoekt de uit te voeren werken uit en zal proberen het hoogst haalbare te bereiken. In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk zijn het ontstaan en de ontwikkeling van de schola al uitgebreid aan bod gekomen en gaandeweg zijn er ook enkele dirigenten genoemd, maar in deze paragraaf komen zij specifiek aan bod. Sommige dirigenten hebben langere tijd ‘op de bok’ gestaan, andere korter.

 

 

Adam van den Bosch

 

Adam van den Bosch is de eerste geweest en tegelijk heel belangrijk, want onder zijn leiding is de overstap gemaakt van de Schola Major naar de Schola Cantorum. Daarmee werd de schola ook het vaste kerkkoor van de Rozenkranskerk, een ingrijpende ontwikkeling. Muzikaal als hij was, was hij ook dirigent van het K.A.B-koor ‘Zang Na Arbeid’ dat repeteerde in hun thuishaven, het Bondsgebouw aan de Sint Janstraat in Oosterhout. Naast de profane werken die hij met dit koor instudeerde had Adam zich speciaal toegelegd op de gregoriaanse gezangen. Daarvoor had hij goede contacten gelegd met de paters benedictijnen van de Sint Paulusabdij, met name met pater Steures (zie zijn portret in hoofdstuk 5). Hij wist daar te bereiken dat, naast de gebruikelijke repetitieavond van de schola, iedere zaterdagavond nog eens de wisselende gezangen van de zondag daarop werden doorgenomen. Dat gebeurde dan in een van de spreekkamers van de abdij en ditmaal onder leiding van pater Steures zelf, met het resultaat dat de gezangen nog verder werden geperfectioneerd en ze tijdens de zondagse mis ‘stonden als een huis’.

 

Onder de leiding van Adam van den Bosch werd het niveau hoog en wel zodanig dat het opviel bij de KRO. Dus kwam de uitnodiging om een rechtstreekse radio-uitzending te verzorgen vanuit de Rozenkranskerk. Dat was in 1958. Na deze uitzending volgde er nog een hele reeks van H. Missen en ook enkele Versperdiensten. Adam studeerde met de schola behalve het gregoriaans na verloop van tijd ook met mate meerstemmige muziek in. Zo zong het koor met veel succes een driestemmige mis voor mannenkoor van Antonio Lotti op een van de traditionele jaarlijkse korendagen van het dekenaat. En er waren meer mooie wapenfeiten. Vast blijft staan dat Adam van den Bosch een echte specialist was op het gebied van de gregoriaanse kerkzang. Helaas werd hij ernstig ziek en op 26 november 1964 is hij op slechts 57-jarige leeftijd overleden. Iedereen was aangeslagen. Hoe moest het nu verder met de Schola?

 

Huub Bartz

 

Pastoor Froger aarzelde niet. Hij vond dat er een beroepsdirigent/organist moest komen. Huub Bartz trad aan in 1965. Enthousiast als hij was zette hij de voorzichtige pogingen van Adam van den Bosch om meerstemmigheid in te voeren voort, want Huub was immers ook de dirigent van het dameskoor. Hij was van alle markten thuis. Naast vakman was hij een joviale en toegankelijke persoon en hij wist het koor op een nog hoger plan te brengen. Hij had een uitgebreid netwerk en die kennis brachten hem en het koor tot buiten de grenzen van Oosterhout en zelfs buiten Nederland. Er volgden onder zijn leiding vele radio-uitzendingen. In verband met zijn werkzaamheden aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam moest Huub de schola en het Mariakoor in de beginjaren zeventig vaarwel zeggen. En wie, wie moest deze onnavolgbare dirigent/organist op gaan volgen?

 

Broeder Vigilius

 

Dat werd Broeder Vigilius, die al langer in beeld was. Hij was een van de organisten die regelmatig onder Huub Bartz had gewerkt en ook al eens een enkele keer was ingevallen als dirigent. “D’n broeder”, zoals deze integere en muzikale mens genoemd werd, was uiteindelijk bereid om tijdelijk de zaken over te nemen totdat er een andere en vaste dirigent zou zijn benoemd. In de tussenliggende periode studeerde hij vooral de gregoriaanse gezangen in, zowel met het heren- als met het dameskoor, en daarnaast ook de in opkomst zijnde Nederlandstalige liederen. De persoon van broeder Vigilius was voor het koor een uitkomst, maar hij deed het onder de strikte voorwaarde: geen meerstemmige muziek! Dank zij zijn grote inzet werd een moeilijke periode overwonnen. Hij heeft beslist een zucht van verlichting geslaakt toen er in 1984 een nieuwe dirigent werd benoemd.

 

Huub Leijten

 

Huub Leijtennam het stokje van ‘d’n broeder’ over en ging voortvarend aan de slag, precies zoals pastoor Jan van den Bosch zich dat had voorgesteld. Bij zijn introductie riep de pastoor het dames- en herenkoor enthousiast toe: ‘Ik heb een nieuwe dirigent!’ Hij had veel vertrouwen in de capaciteiten van deze jonge dirigent. In de beginperiode van Huub studeerde en dirigeerde Gerard van Gool de gregoriaanse gezangen nog in, maar spoedig ontfermde Huub zich daarover, totdat alles onder zijn leiding gebeurde. Hij zette in korte tijd het gemengd Mariakoor weer ‘op de kaart’ en de trouwe kerkbezoekers konden weer genieten van meerstemmige muziek waarvan ze, door nood gedwongen, een aantal jaren verstoken waren gebleven. Als dirigent heeftHuub Leijtengrote betekenis gehad voor zowel de schola als voor het dameskoor, maar eind 1989 gaf hij te kennen te vertrekken. Weer moest er omgezien worden naar een nieuwe dirigent.

 

Broeder Vigilius

 

Broeder Vigilius was weer bereid om het hiaat tijdelijk op te vullen en, zoals wij van hem gewend waren, deed hij het ook nu weer met plezier en volle inzet. Hij ging gewoon op de oude voet verder. Op donderdagavond om zeven uur precies begon hij met de schola de gregoriaanse gezangen te repeteren en de Nederlandse liederen door te nemen. Om half acht was het een korte pauze en deelde hij een rolletje zuurtjes uit, waarna we weer fris en monter tot acht uur doorzongen. Meestal zat de repetitie er voor de heren dan op en ging ‘d’n broeder’ met frisse moed verder met het dameskoor, want dat begon om acht uur.

 

Geconcludeerd kan worden dat broeder Vigilius van onschatbare waarde is geweest voor de Mariakerk, maar iedereen was blij voor hem toen er een volgende dirigent werd aangenomen en de broeder het iets rustiger aan kon gaan doen. De foto hierboven van broeder Vigilius is van 3 februari 2012.Steven OomenenSjef Mertenstrotseerden die dag de sneeuwstorm en zochten broeder Vigilius op in het broederhuis in Huijbergen. ‘D’n broeder’, stokdoof intussen, toonde niettemin volop belangstelling.

 

Wout Kwakernaat

 

Wout Kwakernaat, Bredanaar, bleek niet alleen een joviale man te zijn, maar naast een goede pianist was hij ook componist. Hij werd in 1990 benoemd als de nieuwe dirigent. Wout heeft gedurende zeventien jaar als dirigent voor het Mariakoor gestaan en was daarmee de allerlaatste die de muzikale leiding van dit koor had. Eerlijk als hij was, vertelde hij dat hij geen kaas had gegeten van het gregoriaans en dat hij de schola daarmee niet kon helpen. Dus nam broeder Vigilius deze taak weer op zich. Tijdens de repetities bij de meerstemmige muziek begeleidde hij op de piano en in de kerk op orgel.

 

Toen het bestuur van de broeders in Huijbergen besloten had dat het broederhuis aan de Huize Limburgstraat in Oosterhout verkocht zou worden en dat de daar nog wonende broeders moesten verhuizen naar Huijbergen, moest broeder Vigilius ook noodgedwongen Oosterhout verlaten. Dat was ingrijpend voor hem, maar ook voor iedereen die in Oosterhout op de een of andere manier met hem te maken heeft gehad. En ook de schola moest weer uitkijken naar iemand die het gregoriaans in de vingers heeft.

 

Rudi Oomen

 

Dat werd, tot op de huidige dag, Rudi Oomen, al jaren lid van de schola. Hij werd door het parochiebestuur in 2004 gevraagd om de leiding op zich te nemen. Rudi boezemde vertrouwen in. Hij nam de uitdaging aan en ging zich verdiepen en zich verder bekwamen in het gregoriaans, met na verloop van tijd als resultaat: een lekker en soepel zingende schola. Zo gingen we op de eenmaal ingeslagen weg verder. Rudi repeteerde met de mannen van de schola het gregoriaans en Wout met het gemengde Mariakoor de meerstemmige muziek.

 

In de zeventig jaar dat de Schola Cantorum haar beste beentje heeft voorgezet is dat gedaan onder slechts een zestal dirigenten die er langere tijd voor hebben gestaan: Adam van denBosch, HuubBartz, broeder Vigilius,Huub Leijten, Wout Kwakernaat en Rudi Oomen. Daarnaast waren er nog enkelen die tijdelijk hebben waargenomen totdat er weer een dirigent voor langere tijd werd benoemd. Deze heren moeten ook niet vergeten worden: Fons Staal (afkomstig uit het mannenkoor van de Sint Jan), de heer Willems, woonachtig in Breda en de scholaleden Gerard van Gool en Bernard Koning ter Heege.

 

2.4.2    De organisten van de schola

 

Organisten zijn evenzeer belangrijk, want zij ondersteunen het koor en hebben ook een zelfstandige en inspirerende rol in een liturgische viering. Ook hier geldt hetzelfde als bij de tussentijdse dirigenten: sommigen onder hen vonden het de gewoonste zaak van de wereld om in te vallen als er een beroep op hen werd gedaan. Zo bespeelde vanaf1965 inde periode van Huub Bartz Jac. Verhoeven vaak het orgel en ook Harry van der Avoird mag hier niet worden vergeten. Mej. Anneke Olislagers en de heer Wesselingh (inderdaad, de vader van … ) begeleidden regelmatig de zangers bij de doordeweekse rouw- en trouwdiensten. Verder vielen Louis Groen in ’t Woud en Lia Bekker een enkele keer in. broeder Vigilius was altijd bereid om achter het orgel plaats te nemen en ookJan Broedersviel in als dat nodig was en als hij er tijd voor vrij kon maken.

 

Frans Trimbach genoot wel bijna de grootste waardering, maar onder dirigentHuub Leijtenbleek Edwin Smulders gedurende vier jaar ook een groot talent. Daarna was het René van Assche die achter hetzelfde orgel plaats nam. Joep Moonen was nooit te beroerd om een keer in te vallen als hem dat gevraagd werd en zo ook Wout Kalkman. Maar de dirigenten zelf konden er ook wat van: Huub Bartz,Huub Leijtenen Wout Kwakernaat.

 1.   2.

1.   Broeder Vigilius aan het orgel in de Mariakerk bij een repetitie van de schola in 2004. Toon Oomen, zoontje van Bas en kleinzoon van Rudi, kijkt geïntrigeerd toe. Op de  achtergrond Janus Mertens.

2.  Oorkonde, op 15 maart 2009 in Huijbergen door de schola aangeboden aan broeder   Vigilius ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag en uit dankbaarheid voor zijn langdurige en grote verdiensten voor het koorleven in de Mariakerk in Oosterhout.

 

*  Onderonsje tussen d’n broeder en der Rudi op 15 maart2009 inHuijbergen na de overhandiging van de oorkonde.

 

2.4.3    De repetitielokalen van de schola

 

Een repetitielokaal is voor een muziekgezelschap heel belangrijk. Het is een plek waar de leden van een muziekvereniging elkaar ontmoeten, musiceren, maar ook ontspannen. Alles op zijn tijd. En in het geval van de schola was het al niet anders. Eén ding stond als een paal boven water: Het biljartspel moest beoefend kunnen worden en na een ‘bakske’ koffie in de pauze was het wel zo fijn als na de repetitie genoten kon worden van iets sterkers dan koffie! Met andere woorden: er werd doorgaans gerepeteerd in een café.

 

Adam van den Bosch was behalve een muzikaal en deskundig koorleider ook beminnelijk en wijs. En nog slim ook. Op zeker moment werd Jan Teuben door hem uitgenodigd om tot de schola toe te treden. Jan was erg verbaasd; hij kende geen noot zo groot als een huis! Sterker nog, hij had zelfs nog nooit gezongen. Maar het leek hem wel wat; een mooie vrijtijdsbesteding. En dus werd Jan lid. Spoedig bleek, waarom Adam hem had gevraagd: de schola zat verlegen om repetitieruimte en de schoonouders van Jan Teuben dreven een café aan de Koningsdijk, nabij de loswal. Gedurende een aantal jaren verleende de familie Van den Elshout ons een gastvrij onthaal. Een enkele maal werd ook gebruik gemaakt van het Theresiapatronaat, gelegen aan de Rulstraat 25, de thuishaven van dirigent Adam van den Bosch.

 

Het café van de gezusters Van Tilburg aan de Bredaseweg was ook zo’n gastvrij adres en zij presteerden het zelfs dat de cafédeur op slot ging zodra de laatste zanger binnen was! Ook niet te vergeten: het etablissement van ‘Sus’ Verkooijen, eveneens aan de Bredaseweg. Het volgende adres waar de schola aanmeerde was café Sluis I, gevestigd aan de Wilhelminalaan, waar we een aantal jaren op rij zijn geweest en daar repeteerden in een kleine gelagkamer. Het volgende succesvolle adres was het café van Put-Bruijns aan de Leijsenhoek (later werd dit café omgedoopt in ‘Het Pauske’ en momenteel heet het ‘De Kloek’). En nu reeds twintig jaar op rij wordt er gerepeteerd in het zeer gastvrij buurthuis ‘De Pannehoef’ aan de Wilhelminalaan. 

*  De repetitielokalen van de schola in de loop van de tijd. Al deze foto’s zijn gemaakt door Cor Huijben. Op de bovenste rij zien we het café van Ph. van den Elshout op de hoek van de Koningsdijk en de loswal (foto genomen op 13 mei 1985) en het voormalige Theresiapatronaat in de Rulstraat, tevens woonadres van dirigent Adam van den Bosch (9 maart 2000). Op de tweede rij café Krasnapolski van de gezusters van Tilburg (10 juni 1989) en het café Verkooijen (25 augustus 1986). Op de derde rij het karakteristieke pompgemaal bij de vroegere entree van Oosterhout met even verder café Sluis I (9 juni 1989) en nog eens café Sluis I (9 juni 1989). Op de onderste rij links café De Kloek (3 juni 1992) en tenslotte buurthuis De Pannehoef, de huidige thuisbasis van de schola.

*  Repetitie van de schola op maandagmiddag 2 april 2012 inhet buurthuis de Pannehoef.

 

2.5  Het repertoire van de schola

 

2.5.1    De wisselende en vaste gezangen

 

Hoofdbestanddeel van de (latijnse) liturgische gezangen in onze zondagse hoogmis en op hoogtijdagen was altijd het gregoriaans, met de - volgens de kalender van het kerkelijk jaar - per dag wisselende gezangen: introïtus, graduale, alleluia met vers en sequentia of tractus, offertorium en communio. Ook wisselen de lezingen en de meeste gebeden per dag. Met name de wisselende gezangen zijn niet altijd even gemakkelijk: veel snelle noten, grillige ritmes, lange melismen die een perfect ademgebruik vereisen en een grote concentratie noodzakelijk maken. Er moet dus veel tijd in gestoken worden om ze perfect uit te voeren.

 

Dan de ‘vaste’ misgezangen die meestal door de kerkgangers (‘het volk’) meegezongen kunnen worden: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei. Van dit samenstel van vaste gezangen is er een grote verscheidenheid: er bestaan maar liefst achttien verschillende versies, dus achttien verschillende ‘missen’ en zes Credo’s - waarvan nummer III het bekendste is. Door iedere zondag één van die missen uit te kiezen en regelmatig nieuwe te proberen en met de kerkgangers in te studeren stimuleerden we de volkszang. Het wordt zo een mooi gemeenschappelijk gebeuren. Naast deze gregoriaanse gezangen tijdens een gezongen H. Mis zijn er nog vele andere speciale gelegenheden waar het gregoriaans mag klinken.

 

2.5.2    Speciale kerkelijke gelegenheden

 

Voor iedere gelegenheid zijn er teksten gemaakt, met passende gregoriaanse melodieën. Er bestaat een groot aantal gregoriaanse gezangen, zoals voor de Goede Weekvieringen, Pasen, Kerstmis, de Sacramentsprocessie, voor het feest van de kerkwijding en voor de uitvaarten. Te veel om op te noemen.

 1.  2.

1.  Het jongenskoor van de H. Hartparochie onder leiding van broeder Vigilius in de Sacramentsprocessie van 1949.

2.  De Sacramentsprocessie van 1954 onderweg van de Arendstraat naar de Kerkstraat.

 

2.5.3    De oude handschriften

 

Het is duidelijk dat het gregoriaans al eeuwen onlosmakelijk verbonden is met de liturgie van de katholieke kerk. Daarop is in hoofdstuk 1 al uitgebreid ingegaan, maar in deze paragraaf is het goed iets meer te vertellen over de ervaring die de schola heeft opgedaan met het in praktijk brengen van het zingen volgens de oude handschriften. Dat roept de vraag op wat die oude handschriften inhouden. Eeuwen geleden zette men boven een tekst van te voren afgesproken tekentjes om aan te geven of tonen omhoog moesten of omlaag. Of dat eentoon langeraangehouden moest worden of niet. Of dat er sneller of langzamer gezongen diende te worden. De dirigent gaf dit met arm- en handgebaren aan en het koor volgde zijn bewegingen en aanwijzingen op. Dit was de oudste manier om een tekst al zingend te brengen. Later kwamen er notenbalken en het notenschrift bij. Met name de paters benedictijnen hadden zich hierin gespecialiseerd en waren door deze manier van zingen zeer bekend geworden, zodanig dat dit haast overal werd nagevolgd tot ongeveer de jaren zeventig van de vorige eeuw.

 

Vanaf toen begon men zich ineens meer te interesseren in de haast vergeten oude handschriften. Men ging deze opnieuw bestuderen en ging er toe over om opnieuw boven de al bestaande gregoriaanse gezangen deze oude, bijna vergeten, tekens te plaatsen. Zo werd de Graduale Triplex door de benedictijnen van Solesmes uitgebracht volgens de oude handschriften van de benedictijnen uit het Zwitserse Sankt Gallen en Einsiedeln en eveneens volgens de traditie van Laon. Deze manier van zingen blijkt puntiger en levendiger uit te pakken dan de voorheen gangbare wijze. Het was slechts een handjevol geïnteresseerde dirigenten in Nederland die dit in de praktijk bracht. Huub Bartz was een van hen. Hij wist een aantal mannen van het Oosterhouts Kamerkoor om zich heen te verzamelen om deze wijze van zingen aan de hand van die oude handschriften te bestuderen. Het bleek in de praktijk toch voor de gepokte en gemazelde gregorianisten een behoorlijke omschakeling te zijn. Rudi Oomen behoorde onder anderen tot dit gezelschap. Hij was het die jaren later (in 2008) deze nieuwe inzichten over de uitvoeringspraktijk van het gregoriaans bij de schola invoerde. En het moet gezegd dat het er interessanter, levendiger, hoewel niet gemakkelijker op is geworden!

 

*   Een viering in de kersttijd in de Mariakerk op 29 december 2007 met het Gemengd Mariakoor onder leiding van Rudi Oomen.

 

2.5.4    Bijzondere uitvoeringen

 

Spoedig nadat de schola in 1953 het officiële kerkkoor van de Rozenkranskerk was geworden, werd als allereerste werk onder leiding van Adam van den Bosch de mis ‘Vocum aequalium’ van Antonio Lotti uitgevoerd. Een mis voor drie mannenstemmen. Daarna volgde de mis ‘Te deum laudamus’ van Perosi en vervolgens missen van Herman Strategier, van Da Vittoria, van Albert de Klerk, enzovoorts. Maar al vrij snel kwam er behoefte aan meer. Het dameskoor kwam in beeld en er werden werken ingestudeerd voor gemengd koor.

 

Als een van die eerste werken werd de ‘Missa brevis’ van Mozart uitgevoerd. En niet te vergeten de kleine orgelmis van Josph Haydn die verschillende malen te horen is geweest, compleet met eigen solisten. Enkele keren ook werd tijdens de Kerstnachtmis de ‘Messe de Minuit’ van Charpentier uitgevoerd, begeleid door het Bredaas Kamerorkest, ook steeds met eigen solisten. Daarnaast zong het koor missen van Nederlandse componisten als De Klerk en Strategier. Ook ons eigen scholalid Ad Oomenheeft een mis gecomponeerd, de ‘Missa Antiqua’, maar ook de ‘Choralmesse’ van Anton Bruckner stond op de lessenaar. In de latere jaren kwamen weer andersoortige missen zoals van C. van Haperen, ‘Missa Modico Romantico’ van Antoon Maessen en de ‘Missa brevis’ van Schlosser.

 

En ja, over bijzondere uitvoeringen gesproken. Wat te denken van de hoogfeesten: Kerstmis met een stampvolle Mariakerk, een gemengd koor, solisten en een gelegenheidsorkest, waaronder enkele bekende Oosterhoutse musici, zoals onze eigen Antoon van den Bosch, Hennie Jonkergouw en notaris Stoetzer, om er enkelen te noemen.

 

2.5.5    Radio-uitzendingen

 

Toen Willem Egbert Froger (Pim) op 3 september 1957 als pastoor van de Mariakerk werd geïnstalleerd, kon nog niemand bevroeden dat er radio-uitzendingen in het verschiet lagen. Maar pastoor Froger bleek over nogal wat lijntjes te beschikken, onder andere met de KRO. Naast zielenherder was hij ook nog een handige knutselaar en zo was hij steeds in de weer met het aanleggen en doorverbinden van huistelefoons in zijn pastorie. Daarnaast was hij prima op de hoogte van elektriciteit en radio en zo kreeg hij het ook voor elkaar om zelfs een rechtstreekse verbinding tot stand te brengen tussen de Mariakerk in Oosterhout en de KRO-studio in Hilversum. Hij beschikte over kennis en…kennissen!

 

En zo kon het gebeuren dat de schola op 23 maart 1958 voor het eerst te horen was in een rechtstreekse uitzending van de hoogmis op Passiezondag. In de loop der jaren zouden er nog veel uitzendingen volgen. De schola onder de inspirerende leiding van dirigent Adam van den Bosch en de Mariakerk met aan het roer Pastoor Froger stonden zeer goed aangeschreven bij de afdeling Godsdienstige Uitzendingen van de KRO.

 

In de beginjaren van deze uitzendingen kreeg het koor van opdrachtgever KRO vijftig gulden voor het verzorgen van een hoogmis. Vanaf 1967 werd dit bedrag opgetrokken tot zestig gulden. Als er doordeweeks, op de repetitieavond van het koor, een opname werd gemaakt voor uitzending op zaterdagavond in het programma ‘Wij luiden de zondag in’ door pater Brockbernd OSB, kreeg het koor honderd en vijf gulden. Ook dat bedrag werd vanaf 1967 opgetrokken en wel tot tweehonderd en tien gulden. Een hoogmis samen met het dameskoor er bij bracht honderdvijftig gulden in het koorlaatje.

 

Ook was de schola te beluisteren op een vaste dinsdagavond in het programma ‘De zingende kerk’‘s avonds van kwart voor acht tot acht uur. Tijdens die uitzendingen werden Nederlandstalige liederen ten gehore gebracht, waarna steeds een toelichting volgde. Deze uitzendingen waren bedoeld als instructiemateriaal voor de Nederlandse kerkkoren. Middels deze uitzendingen werden de koren (dringend) uitgenodigd en aangespoord (een uitvloeisel van het Tweede Vaticaans Concilie) om het Nederlandse lied op het repertoire te zetten. Ons koor (onder leiding van Huub Bartz) liep daarmee voorop in de introductie van het Nederlandse lied in de liturgie. Maar ook waren er verschillende rechtstreekse uitzendingen te beluisteren via Radio Wereldomroep. In de bijlagen is een compleet overzicht opgenomen van de radio-uitzendingen van de schola.

*   Bericht in Het Kanton van donderdag 16 augustus 1962.

*   ‘Lezen, doorgeven en daarna terug aan de secretaris’ staat er bij deze mededeling, mogelijk uit ‘De Zingende Kerk’, maandblad voor kerkzangers.