Activiteiten 2014

De donkere metten (Officium Tenebrarum)

 

De Donkere Metten zijn indrukwekkende meditaties op het lijden van Christus in een opeenvolging van psalmodie, klaagzangen van Jeremia en dramatische responsories. Door de eeuwen heen is het mooiste gregoriaanse repertoire in deze gezangen bijeengebracht. Voor de monniken was het Gregoriaans eten en drinken van de vroege morgen tot in de nacht. Zo laat Schola Cantorium Oosterhout het nog steeds klinken en het Latijn versterkt de mystiek.

De Metten maken deel uit van het getijdengebed in de kloosters en worden 's nachts of in de vroege ochtend gezongen.

In de Goede Week reserveert de Kerk voor het grote geheim van Jezus’ Kruisiging en opstanding een drietal dagen: Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en Paaszondag, het Triduum Sacrum. Augustinus al sprak ovcr “gekruisigd, begraven en verrezen” om dit triduum te benoemen. Tussen Goede Vrijdag en Paaszondag ligt een dag van stilte en rust, de Stille Zaterdag. De Donkere Metten van Stille Zaterdag willen nu dat Jezus’ op Goede Vrijdag wordt herdacht; ze willen een biddend overwegen zijn.

De Metten zijn een onderdeel van het getijdengebed dat op bepaalde uren van de dag wordt gebeden. Tijdens het Triduum Sacrum worden de Donkere Metten onmiddellijk gevolgd door de Lauden en afgesloten met het gezang Christus factus est.

De Metten bestaan uit drie nocturnen, elke nocturne uit drie psalmen, drie lezingen en drie responsoria. Totaal worden dus negen psalmen, negen lezingen en negen responsories gezongen. Elke psalm wordt in- en uitgeleide gedaan door een antifoon, een vers, genomen uit de psalm om die als het ware samen te vatten.

De term “donker” (teneber) duidt speciaal de Metten aan, die tijdens het Truduum Sacrum worden gezongen. De term werd voor het eerst gebruikt door de liturgist Johannes Beleth (12e eeuw). Hij sprak over het OfficiumTenebrarum, het getijdengebed waarmee de drie dagen van het triduum  telkens worden begonnen.

De term heeft te maken met het doven van de kaarsen die tijdens deze bijzondere Metten stonden opgesteld. Vanwege het aantal psalmen dat in de Metten (9) en de Lauden (5) wordt gebeden, staan er vijftien (14 + 1) kaarsen opgesteld. Na iedere psalm wordt er één kaars gedoofd. De kerk is dan vrijwel in duister gehuld; alleen de vurige hoop op de verrijzenis blijft gloren. In de duistere kerk wordt het Christus factus est gezongen. Het gebruik van de verduistering bestond veel eerder dan de 12e eeuw, al in de tijd van Karel de Grote. Van oorsprong is het geen Romeins gebruik maar is het in Gallië ontstaan.

In het getijdengebed klinken verschillende typen gregoriaanse gezangen: psalmen, antifonen, lezingen en responsories. Ze hebben elk hun eigen muzikale vormgeving. De psalmen worden gezongen volgens vaste melodische formules, de zogenaamde psalmtonen. Het koor is daarbij verdeeld in twee helften die tegenover elkaar staan en om beurten een psalmvers zingen; ze zingen als het ware elkaar toe.                               De wijze van psalmzingen bestond al in de oude christenheid.

De antifonen, die de psalmen in- en uitleiden, zijn korte gregoriaanse gezangen die niet alleen in figuurlijke, maar ook in letterlijke zin de toon zetten: de zangers kunnen uit de antifoonmelodie afleiden welke psalmtoon ze moeten gebruiken.

Ook de lezingen worden niet  gesproken, maar op toonhoogte gereciteerd, waarbij de zinsstructuur wordt gemarkeerd door muzikale wendingen.

De responsories worden gezongen na de lezingen. Het zijn omvangrijke, vaak uiterst expressieve gezangen, die fungeren als rustpunten. Een responsorie (‘antwoordzang’)  bestaat uit een gedeelte voor koor en een of meerdere solistische gedeelten. Na de solistische gedeelten wordt het koorgedeelte geheel of gedeeltelijk herhaald. Eeuwenlang werden de responsories uit het hoofd gezongen. Middeleeuwse schrijvers over muziek getuigen dat het tien jaar duurde voordat een zanger het hele repertoire uit het hoofd kende.

De Donkere Metten van Stille Zaterdag.

De psalmen zijn speciaal voor de Stille Zaterdag uitgekozen vanwege een bepaald psalmvers dat het thema van de nocturne tot uitdrukking brengt en tevens als antifoon dient. Het hoofdthema van Stille Zaterdag, de eerste nocturne, is de rust van het graf (in pace dormiam et requiescam). De drie lezingen zijn genomen uit de Klaagliederen van Jeremias, waarvan de verzen steeds vooraf gegaan worden door een letter van het Hebreeuwse alfabet. Dezelfde opwekking tot bekering sluit iedere lezing af: Jerusalem, Jerusalem, convertere ad Dominum Deum tuam. De tweede nocturne heeft als thema Jezus’ nederdaling ter helle.. Hij daalde af tot in de krochten van de onderwereld  en brak daar de poorten van  het voorgeborchte open om de rechtvaardigen van het Oude Testament te bevrijden. De derde nocturne pakt het thema van de grafrust weer op; wel geeft het dan zicht op de verrijzenis.

De responsories vormen het muzikale hoogtepunt van de Donkere Metten. Ze zijn een reflectie op het passieverhaal. De expressie is zeer verschillend; zo is er het intens verhalende Sicut ovisa, het dramatische Plange, quasi virgo, het diepbedroefd mediterende Ecce quomodo moritur.

De geschiedenis van het graduale Christus factus est als afsluiting van de Donkere Metten is gehuld in duisternis. Het gebruik zou in de 8e eeuw kunnen zijn ontstaan.

(Met dank aan het Gregoriaans Koor Utrecht, dat deze informatie verschafte).

 

 

Bedevaart van Sint Cornelius

Zondag 21 september 

Sinds jaar en dag wordt op Den Hout het feest van Sint Cornelis (Sinte Kenellis) gevierd. Dat gebeurt altijd op de zondag na de 16e september, zijn officeële feestdag. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw trokken er grote groepen pelgrims naar Den Hout om het feest mee te vieren, en wat is er eigenlijk op tegen om de draad in 2014 weer op te pakken?

Zondagmorgen rond 8.45 uur verzamelt een groep pelgrims zich bij de Mariakerk in Oosterhout. Vooraf is er koffie in de kerk. Om 9.00 uur luiden de klokken voor het vertrek. Bij de rotonde van de Vlindervalei sluiten de wandelaars van het pelgrimsweekend aan. Natuurlijk kan je er voor kiezen om op een andere manier naar Den Hout te gaan.

Om 10.15 vertrekt de processie vanuit de kerk met het beeld van Sint Cornelius. Herauten te paard openen de stoet, hierna leden van het Willibrodusgilde uit Esch met trom, bazuin en vendelzwaaier. Gevolgd door vaandels van de broederschap van Hakendover en vaandels uit Den Hout, Oosteind, Dorst en van de Anthoniusparochie uit Oosterhout. Dan dÁskruizen met een dansgroep samengesteld uit leerlingen van groep 8 van de basisschool. Vervolgens leden van het kerkkoor Sint Cecilia en de Schola Cantorum Oosyerhout met aansluitend de pastores die het Cornelisbeeld onder de baldakijn voorafgaan. Bedevaartgangers, wandelaars, kinderen met eigengemaakte vaandelsvolgen het beeld en de fanfare Amicitia uit Den Hout sluit de processie af. De koren zingen samen met de deelnemers Cornelisliederen van oudsher en Amicitia en d' Askruizen spelen "Gotiek", een processiecompositie uit 2000 van Kaz Lux. De processie trekt rond de Houtse Heuvel en halverwege wordt stilgehouden en is er een moment van bezinning. 11.30 uur is de Eucharistieviering. Voorgangers zijn pastoor Ronald van Bronswijk, Bert van Leijsen en Hennievan Hattum. De zang wordt verzorgd door dames- en herenkoor Sint Cecilia en Schola Cantorum. Na de viering is er koffie met een koekske voor iedereen. 12.30 uur Koffieconcert door de fanfare Amicitia op Den Heuvel. 14.00 uur Lof met zegening en verering van de relikwie van Sint Cornelis.

Concert E Ultreia

Vrijdagavond 26 september

De schola zingt op vrijdag 26 september 2014 liederen uit de Codex Calixtinus. Deze Codex is genoemd naar paus Calixtus II en bestaat uit vijf boeken. Eén daarvan is de gids voor de pelgrim. Hierin staat beschreven welke routes je vanuit Frankrijk kunt lopen, waar die in Spanje samenkomen, wat de eigenaardigheden zijn van de mensen uit de streken waar je doorheen komt, waar het eten goed is en waar je er ziek van wordt. Je zou kunnen zeggen dat de Codex Calixtinus het eerste toeristische promotieboek is in de geschiedenis met geen ander doel  dan de weg naar Santiago de Compostella te promoten en te bejubelen..

De huidige routes in Frankrijk en in Spanje volgen nog steeds de plaatsen die Amery Picaud in de twaalfde eeuw beschreven heeft.

Het eerste boek van de Codex en de apendix van het vijfde boek bevatten ook handschriften voor muziek. In het eerste vinden we vooral Gregoriaanse liturgie gewijd aan de heilige Jacobus zelf, zoals die in het heiligdom gezongen werd. In de apendix staan vroeg-meerstemmige composities. Een ervan is het uitbundige "Dum Pater Familias", een pelgrimslied voor onderweg. E Ultreia, wat ën maar verder!" betekend, wordt erin gezongen. Het is ook de naam van het concert van de schola. Het gebruik was dat wanneer twee groepen pelgrims elkaar ontmoette, de ene naar de andere riep: "E Ultreia" (en maar verder!), de andere groep antwoorde dan "E Suseia! (en nog verder!).  De Schola Cantorum Oosterhout zingt uit de Codex Calixtinus.

Op weg naar Santiago de Compostella trekt het koor door de Sint Corneliuskerk, begeleid door doedelzak en trom. Een pelgrim trekt met hen mee en leest uit de Codex en uit zijn dagboek. Beelden ondersteunen het verhaal.

[Terug]